De metamorfose van een Brit

De niet onbemiddelde mevrouw Escher-Abegg woonde op de drempel van de jaren ‘20 en ‘30 aan de Schneidegasse 22 in Zurich. Deze dame wilde graag een Rolls-Royce aanschaffen en bestelde een nieuwe Phantom II bij de fabriek in Engeland. Bij de koopprijs van 34.000 Zwitserse Franken was een koetswerk van de befaamde Londense carrossier Thrupp & Maberly inbegrepen. Na bijna tien jaar moest de dame haar luxe Britse automobiel noodgedwongen inleveren, want de auto werd onteigend. Dankzij een advertentie in de “Neue Züricher Zeitung” in maart 1940 kwam de Brit tenslotte in handen van de brandweer in Lenzburg waar men een bijzondere belangstelling had voor personenauto’s ten behoeve van het wagenpark. Koper en verkoper werden het snel eens en op 29 juni 1940 werd de koopovereenkomst gesloten. De Rolls-Royce van Madame Escher-Abegg wisselde voor een bedrag van 2.500 Zwitserse Franken van eigenaar.

Om de Rolls-Royce geschikt te maken voor brandbestrijding schrokken de autoriteiten er niet voor terug de chique Brit flink te laten ombouwen en zij benaderden daarvoor de plaatselijke ‘Carrosseriefabrik Berner & Co’ in Hunzenschwil. Het resultaat was een zeer geslaagde aanpassing van de achterzijde, waar nu een ruime laadruimte ontstond waarbij het oorspronkelijke ontwerp met vier deuren gehandhaafd bleef. Op het dak werd een bevestiging voor een ladder gemonteerd en twee blauwe zwaailichten hoorden eveneens tot de brandweer-uitrusting.

In januari 1941 was de ombouw af en de auto klaar om gespoten te worden in het bekende brandweer-rood. Die klus werd geklaard bij de ‘Auto-Spritz Lackerei’ van Eugen Haemmerli in Lenzburg. Tot 1961 bleef de Rolls-Royce actief bij de brandweer van Lenzburg en tot op de dag van vandaag wordt hij daar nog steeds liefdevol gekoesterd en onderhouden.